Beschermengel Gracieuze en heilige beschermengel, hoor mij aan: laat mijn kennis en eigen wijsheid groeien door alles wat ik denk en doe. Bescherm mij tijdens mijn worstelingen en tegenslagen in het leven. Zegen mij met uw aanwezigheid, zodat ik u beter kan leren kennen, en kan leren van uw onmetelijke wijsheid. Laat mij reiken naar de schoonheid en waarheid onder uw beschermende vleugels. Beschermengel, u bent altijd bij mij, aanvaard mijn liefde en ontzag. Aartsengel Michaël Michaël, machtige engel, hoor mij aan: geef mij de moed om elke situatie het hoofd te bieden Laat mij waardig zijn en evenwichtig: grote Michaël, genade engel, beschermer van het recht, help mij om geen onderscheid te maken en zorg dat ik niet word benadeeld. Leid mij tot succes in al het goede dat ik doe en laat mij uw rechtvaardigheid en genade over de wereld verspreiden. Aartsengel Raphaël Raphaël, genezer van de mensheid en drager van aardse kennis, hoor mij aan: inspireer mij tot grootse gedachten. Zegen mij als ik rondtrek op aarde, opdat ik veilig en met een doel reis. Vul mij met geduld en inzicht in al wat ik onderneem. Geef mij de wijsheid om zaken te doen en laat mij helder communiceren om verwarring te voorkomen. Raphaël, houd mij lijf en geest gezond en leid mij op mijn pad, dan kan ik uw kracht voor communiceren en genezing delen met de wereld. |
Avondgebedje ’s Avonds als ik slapen ga Volgen mijn veertien engeltjes na Twee aan mijn hoofdeind Twee aan mijn voeteneind Twee aan mijn rechterzij Twee aan mijn linkerzij Twee die mij dekken Twee die mij wekken Twee die mij wijzen Naar ’s Hemels paradijzen Schrijver onbekend Aartsengel Gabriël Gabriël, heerser van het maangetijde, hoor mij aan: sta mij bij in de alledaagse beslommeringen en help mij mijn intuïtie te ontwikkelen en mijn gevoel te vertrouwen. Dat mijn verbeelding moge bloeien en mijn mentale krachten mogen groeien, opdat ik harmonieus kan leven en dat kan delen met eenieder die mijn pad kruist. Machtige Gabriël, zegen mij met het vermogen helder te communiceren en te luisteren naar al mijn zintuigen. Aartsengel Uriël Uriël, engel van de vrede en redding, hoor mij aan: geef mij de wil om zachtmoedig en vol vriendschap te leven en laat mij niet onnodig energie verspillen. Wapen mij tegen de gevaren van lusteloosheid en verveling, die mijn vooruitgang blokkeren en mij wegdrijven van geluk en succes. Machtige Uriël, verlicht mijn geest met uw wijsheid. Geef mij de kracht om te willen en om anderen te helpen. |
Gebed tot de Engelen van de vier elementen
Heer God almachtig, Schepper van hemel en aarde, genadige en barmhartige Vader, stuur mij Uw vier Engelen: de Engel van de Aarde, de Engel van het Water, de Engel van de Lucht en de Engel van het Vuur, opdat Uw wil door mij geschiede.
O Engel van de Aarde, verwijder uit mijn stoffelijk lichaam alle afval en laat de aarde het opslorpen, om het mij terug te geven in de vorm van gezondheid en zuiverheid. Zuiver mijn hele lichaam opdat het leven in overvloed door mijn aders moge stromen. Verlicht, verlos en bevrijd mijn hele wezen, opdat het Rijk Gods en Zijn Gerechtigheid op Aarde komen, en de Gouden Tijd voor de mensheid moge aanbreken!
O Engel van het Water, was alle smetten van mijn hart opdat de onbaatzuchtige liefde er zich moge vestigen en mij geluk, vreugde en voorspoed mag brengen. Moge mijn hart zuiver, kristalhelder en doorzichtig worden opdat het Rijk Gods en Zijn Gerechtigheid op Aarde komen, en de Gouden Tijd voor de mensheid moge aanbreken!
O Engel van de Lucht, zuiver mijn verstand en vervul het van licht en wijsheid opdat mijn gedachten scherp, helder en stralend worden, en het Rijk Gods en Zijn Gerechtigheid op Aarde komen, en de Gouden Tijd voor de mensheid moge aanbreken!
O Engel van het Vuur, die niemand anders zijt dan de Engel van de Zon, heilig mijn ziel en geest! Moge de absolute en zuivere Waarheid bezit nemen van heel mijn wezen! Mogen mijn ziel en mijn geest het eeuwige leven kennen en de woonplaats zijn van de goddelijke scheppende Almacht, opdat het Rijk Gods en Zijn gerechtigheid op Aarde komen, en de Gouden Tijd voor de mensheid moge aanbreken!
O Engel van de Aarde, verwijder uit mijn stoffelijk lichaam alle afval en laat de aarde het opslorpen, om het mij terug te geven in de vorm van gezondheid en zuiverheid. Zuiver mijn hele lichaam opdat het leven in overvloed door mijn aders moge stromen. Verlicht, verlos en bevrijd mijn hele wezen, opdat het Rijk Gods en Zijn Gerechtigheid op Aarde komen, en de Gouden Tijd voor de mensheid moge aanbreken!
O Engel van het Water, was alle smetten van mijn hart opdat de onbaatzuchtige liefde er zich moge vestigen en mij geluk, vreugde en voorspoed mag brengen. Moge mijn hart zuiver, kristalhelder en doorzichtig worden opdat het Rijk Gods en Zijn Gerechtigheid op Aarde komen, en de Gouden Tijd voor de mensheid moge aanbreken!
O Engel van de Lucht, zuiver mijn verstand en vervul het van licht en wijsheid opdat mijn gedachten scherp, helder en stralend worden, en het Rijk Gods en Zijn Gerechtigheid op Aarde komen, en de Gouden Tijd voor de mensheid moge aanbreken!
O Engel van het Vuur, die niemand anders zijt dan de Engel van de Zon, heilig mijn ziel en geest! Moge de absolute en zuivere Waarheid bezit nemen van heel mijn wezen! Mogen mijn ziel en mijn geest het eeuwige leven kennen en de woonplaats zijn van de goddelijke scheppende Almacht, opdat het Rijk Gods en Zijn gerechtigheid op Aarde komen, en de Gouden Tijd voor de mensheid moge aanbreken!
Vergevingsgezindheid
Er was eens een Kleine Ziel, die tegen God zei:
“Ik weet wie ik ben. Ik ben het licht, net als alle andere zielen.”
God lachte uitbundig. “Dat is waar!” zei God. “Jij bent ook het licht.”
“Wow” zei Kleine Ziel, “dit is toch echt gaaf.”
Enige tijd later bleek dat ‘weten wie ze was’ niet voldoende was. Kleine Ziel voelde onrust van binnen en wilde ervaren wat het was om licht te zijn. En zo ging Kleine Ziel terug naar God.
“Hoi God! Nu weet ik wie ik ben. Is het goed als ik dat wil zijn?” God zei: “Je bedoelt, dat je wilt zijn wie je al bent?”
“Wel” antwoordde Kleine Ziel, “weten wie ik ben is één ding, maar helemaal écht zijn, is iets anders. Ik wil ervaren wat het is om het licht te zijn!”
“Maar je bent het licht al” herhaalde God lachend.
“Ja, maar ik wil voelen wat het is!” zei Kleine Ziel.
“Wel.” God grinnikte. “Ik had het kunnen weten, jij bent altijd al de meest avontuurlijke.” Toen veranderde Gods houding. “Er is alleen één ding … Er is niets anders dan het licht. Zie je, ik creëerde niets anders dan wat jij nu bent. Daarom is het niet gemakkelijk voor jou om jezelf te ervaren, zoals je bent. Omdat er niets is … dat je niet bent.”
“Huh?” zei Kleine Ziel een beetje verbouwereerd.
“Bekijk het op deze manier” zei God. “Je bent als een kaarsje in de zon. O, je bent daar met ontelbare andere kaarsjes die samen de zon zijn, en de zon zou anders zijn zonder jouw kaarsje.”
“Hoe kun je weten dat je het licht bent, wanneer er alleen maar licht is? Dat is de vraag.”
Weer lachte God. “Dat heb ik al gedaan” zei God. “Aangezien je jezelf niet kunt zien als het licht, wanneer je in het licht bent, zullen we je met duisternis omringen.”
“Wat is duisternis?” vroeg Kleine Ziel.
God antwoordde: “Dat is wat je niet bent.”
“Zal ik bang zijn in het donker?” vroeg Kleine Ziel.
“Alleen als je ervoor kiest om bang te zijn” antwoordde God. “Er is echt niets om bang voor te zijn, tenzij jij ervoor kiest om bang te zijn. Want weet je, we verzinnen het allemaal, we doen alsof.”
“Oh” zei Kleine Ziel, en voelde zich al beter.
Toen legde God uit dat om iets te kunnen ervaren, het tegenovergestelde er moet zijn. “Het is een groot cadeau” zei God, want zonder het tegenovergestelde kun je niets weten. Je kunt geen warm zonder kou kennen, geen boven zonder beneden, geen snel zonder langzaam. Je kunt geen links zonder rechts weten, geen hier zonder daar en geen nu zonder toen. En zo” concludeerde God, “wanneer je omgeven bent door duisternis, bal dan niet je vuist. Verhef niet je stem en vervloek de duisternis niet. Wees liever een licht in de duisternis en wordt er niet boos over. Dan weet je wie je echt bent en iedereen zal het weten. Laat je licht zo schijnen dat iedereen weet hoe speciaal je bent!”
“Bedoel je, dat het goed is anderen te laten zien hoe speciaal ik ben” vroeg Kleine Ziel.
“Natuurlijk!” God grinnikte. “Het is heel goed! Maar onthoud: ‘speciaal’ speciaal betekent niet 'beter. Iedereen is speciaal, ieder op zijn of haar eigen manier! Alleen zijn velen dat vergeten. Zij zullen dan ook zien dat het goed voor ze is om speciaal te zijn, wanneer jij ziet dat het goed voor jou is om speciaal te zijn.”
“Wow” zei Kleine Ziel lachend van vreugde. “Ik kan zo speciaal zijn als ik wil!”
“Ja, en je kunt nu beginnen” zei God, die samen met Kleine Ziel lachte. “Welk deel van speciaal wil je zijn?”
“Welk deel van speciaal?” herhaalde Kleine Ziel. “Ik begrijp het niet.”
“Wel” legde God uit. “Het licht zijn, is speciaal zijn, en speciaal zijn heeft heel vele kanten. Het is speciaal om aardig te zijn, of zachtmoedig, of creatief, of om geduldig te zijn. Kun je nog meer bedenken waarin je speciaal kunt zijn?”
Kleine Ziel zat een moment stil. “Ik kan een heleboel manieren bedenken om speciaal te zijn!” riep Kleine Ziel toen uit. “Het is speciaal om hulpvaardig te zijn, om te delen en om vriendelijk en zorgzaam te zijn voor anderen!”
“Ja!” bevestigde God, “en je kan al deze dingen zijn of elk ander deel van speciaal, dat je wilt zijn, op elk moment. Dat is, wat het betekent om het licht te zijn.”
“Ik weet wat ik wil zijn, ik weet wat ik wil ervaren!” zei Kleine Ziel met groot enthousiasme. “Ik wil dat deel van speciaal zijn dat 'vergevingsgezind' zijn heet. Het is toch speciaal om vergevingsgezind te zijn?”
“O, jazeker” verzekerde God Kleine Ziel. “Dat is heel speciaal.”
“Oké” zei Kleine Ziel. “Dat is wat ik wil zijn. Ik wil vergevingsgezind zijn. Ik wil mezelf ervaren als vergevingsgezind.”
“Goed” zei God, “maar er is één ding dat je moet weten.”
Kleine Ziel werd nu een beetje ongeduldig. “Het lijkt wel of er elke keer weer een complicatie is. Wat is het?” zuchtte Kleine Ziel.
“Er is niemand om te vergeven.”
“Niemand?” Kleine Ziel kon nauwelijks geloven wat er gezegd werd.
“Niemand” herhaalde God. “Alles wat ik heb gecreëerd, is perfect. Er is geen enkele ziel van alle creaties, die minder perfect is dan de jouwe. Kijk maar om je heen.”
Toen realiseerde Kleine Ziel zich, dat zich een grote menigte had verzameld. Zielen kwamen van heinde en verre, van overal van het koninkrijk. Het was als een lopend vuurtje rondgegaan, dat Kleine Ziel een ongewoon gesprek met God had. Iedereen wilde horen wat er gezegd werd. Rondkijkend naar de ontelbare andere Zielen, die hier bijeen waren, moest Kleine Ziel toegeven: niemand leek minder prachtig, minder magnifiek of minder perfect dan Kleine Ziel zelf. Dat was het wonder van de Zielen, die om hem heen waren, en zó helder was hun licht. Kleine Ziel staarde angstig naar hen.
“Wie is er dan te vergeven?” vroeg God.
“Jonge, dit is helemaal niet grappig” gromde Kleine Ziel. “Ik wil mijzelf ervaren als vergevingsgezind. Ik wil weten hoe dat deel van speciaal voelt.”
Kleine Ziel leerde hoe het moet voelen om droevig te zijn. Toen stapte Vriendelijke Ziel uit de menigte naar voren.
“Maak je geen zorgen, Kleine Ziel” zei Vriendelijke Ziel. “Ik zal je helpen. Wil je dat?”
Kleine Ziel klaarde op. “Maar wat kan je dan doen?”
“Wel, ik kan je iemand geven om te vergeven!”
“Kan je dat?”
“Ja” zei Vriendelijke Ziel, “ik kan in je volgende Aardse leven komen en iets doen wat jij kunt vergeven.”
“Maar waarom? Waarom wil je dat doen?” vroeg Kleine Ziel. “Jij, die van zo'n ongelooflijke perfectie bent! Jij, die trilt van zo'n snelheid dat het zo'n helder licht creëert, dat ik het niet kan evenaren! Wat kan je reden zijn, dat jij je vibraties wilt verlagen, zodat jouw licht donker wordt? Wat kan de reden zijn voor iemand die zo licht is om in mijn leven te komen en jezelf zo zwaar te maken, zodat je dit slechte kan doen?”
“Simpel” zei Vriendelijke Ziel. “Ik zal het doen, omdat ik van je hou.”
Kleine Ziel leek verrast door het antwoord.
“Wees niet zo verbaasd” zei Vriendelijke Ziel. “Je hebt hetzelfde gedaan voor mij. Herinner je het je niet meer? O, we hebben gedanst samen, jij en ik vele keren. Je herinnert je het alleen niet meer. We zijn allebei alles geweest: het hoge en het lage, het linker en het rechter, het hier en het daar en het nu en toen. We zijn het mannelijke en het vrouwelijke geweest, het goede en het slechte, we zijn beide het slachtoffer en de dader geweest. Zo zijn we samen gekomen, jij en ik, vele malen eerder. Steeds de ander de exacte en perfecte gelegenheid gevend om te uiten en te ervaren wie we werkelijk zijn. En daarom” legde Vriendelijke Ziel verder uit, “kom ik in je volgende leven en zal 'de slechte' zijn dit keer. Ik zal iets heel slechts doen en dan kun jij jezelf ervaren als degene die vergeeft.”
“Maar wat wil je dan doen?” vroeg Kleine Ziel een beetje nerveus. “Wat wil er zo erg zijn?”
“Oh” antwoordde Vriendelijke Ziel met een glimlach. “We bedenken wel iets.” Daarna leek Vriendelijke Ziel serieus te worden en zei met rustige stem: “Je hebt over één ding gelijk, weet je!”
“Wat is dat?” wilde Kleine Ziel weten.
“Ik zal mijn vibraties moeten verlagen, heel zwaar worden en deze niet zulke leuke dingen doen. Ik zal me anders moeten voordoen, dan ik in werkelijkheid ben. Daarom wil ik je als dank om een gunst vragen.”
“Oh, wat je wilt, wat je wilt!” riep Kleine Ziel en begon te dansen en te zingen. “Ik zal vergevingsgezind zijn!” Toen zag Kleine Ziel dat Vriendelijke Ziel erg stil bleef. “Wat is er?” vroeg Kleine Ziel. “Wat kan ik voor jou doen? Je bent zo'n Engel, dat je dit voor met wilt doen!”
“Natuurlijk is Vriendelijke Ziel een Engel!” onderbrak God. “Iedereen is een Engel! Herinner je altijd: ik stuur je niets dan Engelen.”
Zo wilde Kleine Ziel meer dan ooit het verzoek van Vriendelijke Ziel inwilligen. “Wat kan ik voor je doen?” vroeg Kleine Ziel weer.
“Op het moment dat ik je kwaad doe” antwoordde Vriendelijke Ziel, “op het moment dat ik jou het ergste aandoe, dat jij je kan voorstellen - op dat precieze moment …”
“Ja?” onderbrak Kleine Ziel, “ja …?”
Vriendelijke Ziel werd nog stiller. “Herinner me als wie ik werkelijk ben.”
“Oh, dat doe ik! Dat beloof ik! Ik zal je herinneren, zoals ik je hier en nu zie!”
“Goed” zei Vriendelijke Ziel. “Want weet je, ik zal zo hard bezig zijn met doen alsof, dat ik mezelf zal vergeten. En als jij me herinnert, zoals ik echt ben, kan ik het me misschien voor heel lang niet herinneren. En als ik vergeet wie ik ben, kan jij ook vergeten wie jij bent. Dan zullen we beiden verloren zijn. Dan hebben we een andere Ziel nodig om langs te komen en ons te helpen herinneren wie we zijn.”
“Nee, dat zullen we niet!” beloofde Kleine Ziel weer. “Ik zal je herinneren! En, ik wil je bedanken, dat je me dit cadeau wilt geven. De kans om mezelf te ervaren wie ik ben.”
Aldus was de afspraak gemaakt en Kleine Ziel ging verder in een nieuw aards leven. Vol verwachting om het licht te zijn, wat heel speciaal was en vol verwachting om dat deel van speciaal te zijn dat vergevingsgezindheid heet. Kleine Ziel wachtte gespannen om de ervaring te hebben als vergevingsgezindheid en dankbaarheid aan welke Ziel dan ook, die dit mogelijk maakte. En op elk moment in het nieuwe aardse leven, wanneer er een nieuwe Ziel ten tonele verschijnt, ongeacht of deze nieuwe Ziel vreugde brengt of verdriet - speciaal als ze droefenis brengen - dacht Kleine Ziel aan wat God had gezegd:
“Ik weet wie ik ben. Ik ben het licht, net als alle andere zielen.”
God lachte uitbundig. “Dat is waar!” zei God. “Jij bent ook het licht.”
“Wow” zei Kleine Ziel, “dit is toch echt gaaf.”
Enige tijd later bleek dat ‘weten wie ze was’ niet voldoende was. Kleine Ziel voelde onrust van binnen en wilde ervaren wat het was om licht te zijn. En zo ging Kleine Ziel terug naar God.
“Hoi God! Nu weet ik wie ik ben. Is het goed als ik dat wil zijn?” God zei: “Je bedoelt, dat je wilt zijn wie je al bent?”
“Wel” antwoordde Kleine Ziel, “weten wie ik ben is één ding, maar helemaal écht zijn, is iets anders. Ik wil ervaren wat het is om het licht te zijn!”
“Maar je bent het licht al” herhaalde God lachend.
“Ja, maar ik wil voelen wat het is!” zei Kleine Ziel.
“Wel.” God grinnikte. “Ik had het kunnen weten, jij bent altijd al de meest avontuurlijke.” Toen veranderde Gods houding. “Er is alleen één ding … Er is niets anders dan het licht. Zie je, ik creëerde niets anders dan wat jij nu bent. Daarom is het niet gemakkelijk voor jou om jezelf te ervaren, zoals je bent. Omdat er niets is … dat je niet bent.”
“Huh?” zei Kleine Ziel een beetje verbouwereerd.
“Bekijk het op deze manier” zei God. “Je bent als een kaarsje in de zon. O, je bent daar met ontelbare andere kaarsjes die samen de zon zijn, en de zon zou anders zijn zonder jouw kaarsje.”
“Hoe kun je weten dat je het licht bent, wanneer er alleen maar licht is? Dat is de vraag.”
Weer lachte God. “Dat heb ik al gedaan” zei God. “Aangezien je jezelf niet kunt zien als het licht, wanneer je in het licht bent, zullen we je met duisternis omringen.”
“Wat is duisternis?” vroeg Kleine Ziel.
God antwoordde: “Dat is wat je niet bent.”
“Zal ik bang zijn in het donker?” vroeg Kleine Ziel.
“Alleen als je ervoor kiest om bang te zijn” antwoordde God. “Er is echt niets om bang voor te zijn, tenzij jij ervoor kiest om bang te zijn. Want weet je, we verzinnen het allemaal, we doen alsof.”
“Oh” zei Kleine Ziel, en voelde zich al beter.
Toen legde God uit dat om iets te kunnen ervaren, het tegenovergestelde er moet zijn. “Het is een groot cadeau” zei God, want zonder het tegenovergestelde kun je niets weten. Je kunt geen warm zonder kou kennen, geen boven zonder beneden, geen snel zonder langzaam. Je kunt geen links zonder rechts weten, geen hier zonder daar en geen nu zonder toen. En zo” concludeerde God, “wanneer je omgeven bent door duisternis, bal dan niet je vuist. Verhef niet je stem en vervloek de duisternis niet. Wees liever een licht in de duisternis en wordt er niet boos over. Dan weet je wie je echt bent en iedereen zal het weten. Laat je licht zo schijnen dat iedereen weet hoe speciaal je bent!”
“Bedoel je, dat het goed is anderen te laten zien hoe speciaal ik ben” vroeg Kleine Ziel.
“Natuurlijk!” God grinnikte. “Het is heel goed! Maar onthoud: ‘speciaal’ speciaal betekent niet 'beter. Iedereen is speciaal, ieder op zijn of haar eigen manier! Alleen zijn velen dat vergeten. Zij zullen dan ook zien dat het goed voor ze is om speciaal te zijn, wanneer jij ziet dat het goed voor jou is om speciaal te zijn.”
“Wow” zei Kleine Ziel lachend van vreugde. “Ik kan zo speciaal zijn als ik wil!”
“Ja, en je kunt nu beginnen” zei God, die samen met Kleine Ziel lachte. “Welk deel van speciaal wil je zijn?”
“Welk deel van speciaal?” herhaalde Kleine Ziel. “Ik begrijp het niet.”
“Wel” legde God uit. “Het licht zijn, is speciaal zijn, en speciaal zijn heeft heel vele kanten. Het is speciaal om aardig te zijn, of zachtmoedig, of creatief, of om geduldig te zijn. Kun je nog meer bedenken waarin je speciaal kunt zijn?”
Kleine Ziel zat een moment stil. “Ik kan een heleboel manieren bedenken om speciaal te zijn!” riep Kleine Ziel toen uit. “Het is speciaal om hulpvaardig te zijn, om te delen en om vriendelijk en zorgzaam te zijn voor anderen!”
“Ja!” bevestigde God, “en je kan al deze dingen zijn of elk ander deel van speciaal, dat je wilt zijn, op elk moment. Dat is, wat het betekent om het licht te zijn.”
“Ik weet wat ik wil zijn, ik weet wat ik wil ervaren!” zei Kleine Ziel met groot enthousiasme. “Ik wil dat deel van speciaal zijn dat 'vergevingsgezind' zijn heet. Het is toch speciaal om vergevingsgezind te zijn?”
“O, jazeker” verzekerde God Kleine Ziel. “Dat is heel speciaal.”
“Oké” zei Kleine Ziel. “Dat is wat ik wil zijn. Ik wil vergevingsgezind zijn. Ik wil mezelf ervaren als vergevingsgezind.”
“Goed” zei God, “maar er is één ding dat je moet weten.”
Kleine Ziel werd nu een beetje ongeduldig. “Het lijkt wel of er elke keer weer een complicatie is. Wat is het?” zuchtte Kleine Ziel.
“Er is niemand om te vergeven.”
“Niemand?” Kleine Ziel kon nauwelijks geloven wat er gezegd werd.
“Niemand” herhaalde God. “Alles wat ik heb gecreëerd, is perfect. Er is geen enkele ziel van alle creaties, die minder perfect is dan de jouwe. Kijk maar om je heen.”
Toen realiseerde Kleine Ziel zich, dat zich een grote menigte had verzameld. Zielen kwamen van heinde en verre, van overal van het koninkrijk. Het was als een lopend vuurtje rondgegaan, dat Kleine Ziel een ongewoon gesprek met God had. Iedereen wilde horen wat er gezegd werd. Rondkijkend naar de ontelbare andere Zielen, die hier bijeen waren, moest Kleine Ziel toegeven: niemand leek minder prachtig, minder magnifiek of minder perfect dan Kleine Ziel zelf. Dat was het wonder van de Zielen, die om hem heen waren, en zó helder was hun licht. Kleine Ziel staarde angstig naar hen.
“Wie is er dan te vergeven?” vroeg God.
“Jonge, dit is helemaal niet grappig” gromde Kleine Ziel. “Ik wil mijzelf ervaren als vergevingsgezind. Ik wil weten hoe dat deel van speciaal voelt.”
Kleine Ziel leerde hoe het moet voelen om droevig te zijn. Toen stapte Vriendelijke Ziel uit de menigte naar voren.
“Maak je geen zorgen, Kleine Ziel” zei Vriendelijke Ziel. “Ik zal je helpen. Wil je dat?”
Kleine Ziel klaarde op. “Maar wat kan je dan doen?”
“Wel, ik kan je iemand geven om te vergeven!”
“Kan je dat?”
“Ja” zei Vriendelijke Ziel, “ik kan in je volgende Aardse leven komen en iets doen wat jij kunt vergeven.”
“Maar waarom? Waarom wil je dat doen?” vroeg Kleine Ziel. “Jij, die van zo'n ongelooflijke perfectie bent! Jij, die trilt van zo'n snelheid dat het zo'n helder licht creëert, dat ik het niet kan evenaren! Wat kan je reden zijn, dat jij je vibraties wilt verlagen, zodat jouw licht donker wordt? Wat kan de reden zijn voor iemand die zo licht is om in mijn leven te komen en jezelf zo zwaar te maken, zodat je dit slechte kan doen?”
“Simpel” zei Vriendelijke Ziel. “Ik zal het doen, omdat ik van je hou.”
Kleine Ziel leek verrast door het antwoord.
“Wees niet zo verbaasd” zei Vriendelijke Ziel. “Je hebt hetzelfde gedaan voor mij. Herinner je het je niet meer? O, we hebben gedanst samen, jij en ik vele keren. Je herinnert je het alleen niet meer. We zijn allebei alles geweest: het hoge en het lage, het linker en het rechter, het hier en het daar en het nu en toen. We zijn het mannelijke en het vrouwelijke geweest, het goede en het slechte, we zijn beide het slachtoffer en de dader geweest. Zo zijn we samen gekomen, jij en ik, vele malen eerder. Steeds de ander de exacte en perfecte gelegenheid gevend om te uiten en te ervaren wie we werkelijk zijn. En daarom” legde Vriendelijke Ziel verder uit, “kom ik in je volgende leven en zal 'de slechte' zijn dit keer. Ik zal iets heel slechts doen en dan kun jij jezelf ervaren als degene die vergeeft.”
“Maar wat wil je dan doen?” vroeg Kleine Ziel een beetje nerveus. “Wat wil er zo erg zijn?”
“Oh” antwoordde Vriendelijke Ziel met een glimlach. “We bedenken wel iets.” Daarna leek Vriendelijke Ziel serieus te worden en zei met rustige stem: “Je hebt over één ding gelijk, weet je!”
“Wat is dat?” wilde Kleine Ziel weten.
“Ik zal mijn vibraties moeten verlagen, heel zwaar worden en deze niet zulke leuke dingen doen. Ik zal me anders moeten voordoen, dan ik in werkelijkheid ben. Daarom wil ik je als dank om een gunst vragen.”
“Oh, wat je wilt, wat je wilt!” riep Kleine Ziel en begon te dansen en te zingen. “Ik zal vergevingsgezind zijn!” Toen zag Kleine Ziel dat Vriendelijke Ziel erg stil bleef. “Wat is er?” vroeg Kleine Ziel. “Wat kan ik voor jou doen? Je bent zo'n Engel, dat je dit voor met wilt doen!”
“Natuurlijk is Vriendelijke Ziel een Engel!” onderbrak God. “Iedereen is een Engel! Herinner je altijd: ik stuur je niets dan Engelen.”
Zo wilde Kleine Ziel meer dan ooit het verzoek van Vriendelijke Ziel inwilligen. “Wat kan ik voor je doen?” vroeg Kleine Ziel weer.
“Op het moment dat ik je kwaad doe” antwoordde Vriendelijke Ziel, “op het moment dat ik jou het ergste aandoe, dat jij je kan voorstellen - op dat precieze moment …”
“Ja?” onderbrak Kleine Ziel, “ja …?”
Vriendelijke Ziel werd nog stiller. “Herinner me als wie ik werkelijk ben.”
“Oh, dat doe ik! Dat beloof ik! Ik zal je herinneren, zoals ik je hier en nu zie!”
“Goed” zei Vriendelijke Ziel. “Want weet je, ik zal zo hard bezig zijn met doen alsof, dat ik mezelf zal vergeten. En als jij me herinnert, zoals ik echt ben, kan ik het me misschien voor heel lang niet herinneren. En als ik vergeet wie ik ben, kan jij ook vergeten wie jij bent. Dan zullen we beiden verloren zijn. Dan hebben we een andere Ziel nodig om langs te komen en ons te helpen herinneren wie we zijn.”
“Nee, dat zullen we niet!” beloofde Kleine Ziel weer. “Ik zal je herinneren! En, ik wil je bedanken, dat je me dit cadeau wilt geven. De kans om mezelf te ervaren wie ik ben.”
Aldus was de afspraak gemaakt en Kleine Ziel ging verder in een nieuw aards leven. Vol verwachting om het licht te zijn, wat heel speciaal was en vol verwachting om dat deel van speciaal te zijn dat vergevingsgezindheid heet. Kleine Ziel wachtte gespannen om de ervaring te hebben als vergevingsgezindheid en dankbaarheid aan welke Ziel dan ook, die dit mogelijk maakte. En op elk moment in het nieuwe aardse leven, wanneer er een nieuwe Ziel ten tonele verschijnt, ongeacht of deze nieuwe Ziel vreugde brengt of verdriet - speciaal als ze droefenis brengen - dacht Kleine Ziel aan wat God had gezegd:
“Herinner je altijd:
IK STUUR JE NIETS ANDERS DAN ENGELEN.”
Naar het boek 'The little Soul and the Sun'
Neale D. Walsch