fragment sterrenridder Dagboek
© Copyright 2016 Channie West
Alle rechten voorbehouden
Alle rechten voorbehouden
DAGBOEK DEEL 69
HET ENGELENMEER
HET ENGELENMEER
Met elke druppel die hen raakte, werd het licht en de schittering in hun aura intenser; als een laag van gouden glinsterende Lichtvreugde rondom elke aartsengel in het meer. “Een lust voor het oog om te zien en voor de ziel om zich er mee te verbinden en te voelen en ervaren.” En ook al was men slechts een toeschouwer, het was alsof men diep van binnen graag samen met de aartsengelen wilde schitteren tijdens deze lieflijke gebeurtenis die plaatsvond in het meer. Op deze wijze had het jonge aardse meisje Channie het gezien en ervaren en later deze gebeurtenis beschreven aan haar leraar Tissi Mo. Haar eerste ervaring daar bij het meer was nu alweer zovele jaren geleden.
Nu waren de rollen omgedraaid en was het niet zij die daar ademloos en vol verbazing zat te kijken en totaal betoverd raakte door het ‘glinsterende water’ van het meer. Nee, zij was het niet die steeds weer naar woorden zocht, zonder succes. Het was een ander jong meisje. Het aardse meisje dat daar op het strand zat, was voor Chaniël een onbekend figuurtje, maar haar leraar kende ze heel goed. Bekend en erkend en de toestemming bezittende om daar aanwezig te zijn met haar jonge beschermeling en leerling. Ze was vriendelijk, zacht en mooi voor haar jonge leerling, die ze beschermde met een vleugel van zuiver vertrouwen.
Vol verwondering en verrukking en met grote ronde ogen en een wijd open mond keek het kleine meisje gebiologeerd naar de grote aartsengelen in het Engelenmeer. Ze zat daar als in een trance met bijna gesloten ogen te staren naar het meer met daarin de grote aartsengelen. Werkelijk niets kon haar er toe zetten een andere kant op te kijken. Ze probeerde het hele meer in haar blikveld en hart te vangen. Vertwijfeld zocht ze naar woorden en probeerde met haar lippen woorden te vormen, maar alleen haar hart leek die dag te kunnen spreken. Alleen haar hart kon de weinige woorden vinden, die in staat waren deze goddelijke ervaring te beschrijven.
Terwijl aartsengel Chaniël en de andere aartsengelen intens werden gadegeslagen, deed iets zich in haar ontwaken. Die dag herinnerde het Channie-zelf van de Engel Chaniël zich haar tijd op het strand bij het meer. Ze probeerde in haar aartsengelengedaante zich het moment te herinneren en de woorden te vinden om te beschrijven hoe het voor haar had gevoeld daar zo bij het meer te staan. Het was bijna of ze probeerde de cirkel compleet te maken; vanaf het moment dat ze zelf een heel jonge toeschouwer was geweest tot nu, waarin ze een volledig gevederde en zeer bewuste aartsengel was. Ze was immers een aartsengel in vol ornaat met haar volledige potentieel en kracht. Of in elk geval bijna, want hiervoor was het meer bedoeld: om de vervolmaking te bereiken, de goddelijke perfectie. Een Kracht binnenin het Licht. Om dat aan te raken, wat al goddelijk was aangeraakt en aangeraakt te worden door het ongerepte Licht. Om met een in het zuiverste goud schitterende aura de vervolmaking te proberen bereiken om in een nog hogere frequentie te schitteren en stralen. Om dat op te lichten, dat door God al werd verlicht met het zuiverste Goddelijke Licht.
Aartsengel Chaniël, gekleed in een gewaad van goddelijke veren, voelde de warmte rondom zich. Het ‘water’ omsloot haar nu wat krachtiger. Het zocht ook zijn weg tussen haar veren en zelfs dieper dan dat. En terwijl ze haar naakte lichaam langzaam al dieper en dieper in het water liet glijden, kwamen de woorden en werd ze door emoties overspoeld. Betoverende woorden van schoonheid.
Haar ziel liet haar spirit ontwaken, haar eigen Vonk van God. De Vonk, de Vlam van Vuur in haar innerlijk opende zich vrijwel vanzelf. De gloed in haar innerlijk leek een geheel nieuwe betekenis te krijgen. Een diepe, meer overweldigende emotie was nu voelbaar, in de steeds krachtiger groeiende Vlam. De heldere Vlam weerspiegelde zich in het water van het meer, direct vanuit haar lichaam. Ze was licht, binnenin het licht. En binnenin dat licht bevond zich haar verbinding met God en de Beyond. Gevoelsmatig was dit alles vergelijkbaar met het voor de eerste keer tot leven wekken van een ziel. Dit flitste door haar heen als vage woorden, ongrijpbaar, maar toch enigszins verbeeldend. Net als de eerste aarzelende seconden en het eerste flikkeren en flakkeren van de Goddelijke Vonk die tot leven probeert te komen. Een vonk die diens plek en doel in het Al nog niet heeft gevonden. Lang voordat het individu, persoonlijkheid en existentie bestonden, of de ervaring van gewoon te zijn. In dat korte moment dat je slechts bent, zonder te weten van wat of wanneer en hoe. Wanneer je nog één bent met God, een deel bent van God, samen Een. En Hij volledig gefocust is op wie men is, als wezen en in essentie. En alleen deze, Zijn nieuwe Vonk, die Hij zojuist heeft gecreëerd, is er op dat moment. En jij bent die Vonk. Dat moment wordt opgeslagen en is als een Heilige Seconde of zelfs Minuut. Het is er, in het innerlijke geheugen, en leeft daar voort voor de rest van je bestaan, voor eeuwig en eeuwig en altijd. Om aangeraakt te worden, maar nog niet ontwaakt, niet echt nog, daar dit pas veel en veel later gebeurt. Je Bent slechts … Op dat moment ben je slechts een vibratie. Als een pulserende flikkering van een Vonk in Zijn hand. Een kleine flakkerende Vlam in het lege Grote Niets, zonder lichaam of gedachten. Zonder het bewustzijn of begrip dat er iets buiten Gods hand kan bestaan. En je denkt dat dit alles is en dat je voor altijd in die hand zult blijven … En je wilt ook niets meer …En later, wanneer je die hand moet verlaten – om te leven, ervaringen op te doen en je te ontwikkelen – komt er een moment dat je begint te begrijpen wat je bent kwijtgeraakt. Dan wil je terugkeren, terugkomen.
Maar tot dan, wanneer je wordt gekoesterd en ondersteund door Gods hand, wil je daar voor eeuwig blijven, bestaan in Gods bescherming en zorg. Gods aanwezigheid is overal en aangeraakt worden vormt de hele ervaring. Het enige wat betekenis voor je heeft en waarin je gelooft. Je hebt niet eens geleerd hoe te wensen, dromen of bidden, want wie heeft dat nodig als alles er al is en alles zo volmaakt hemels en perfect is. Je ligt daar, als een zandkorrel of zaadje in Gods hand. En wat je later zult worden, als je opgroeit, is nog onduidelijk, onbekend ook en ver weg. Je ligt daar maar, behaaglijk gloeiend in Gods hand.
"Hij is mijn leven. Zijn Levensvonk is van mij", kwam het zacht over Chaniël’s lippen.
Het was gewoon een deel van iets, wat ze op dit moment wilde zeggen, daar in het meer. Ze stond langzaam op uit het water en gleed er toen opnieuw weer in. Elke veer in haar verenkleed sprankelde van nieuw licht en leven. De vleugels droegen het leven zelf en elke vezel van haar reageerde op elke druppel van het meer. Ze kon het voelen, het samenzijn. Het was haar verbinding vanaf het ultieme begin van alle leven, haar wijsheid en de band met God dat dit ‘water’ creëerde en het liet glinsteren.
Ze zei: "Gecreëerd door Hem. Rustend in Zijn Heerlijkheid."
Chaniël’s stem vermengde zich met die van de andere aartsengelen. Velen spraken dezelfde woorden als zij, keer op keer, bij dit meer. Iedere keer als ze hier kwamen, ontsprongen bijna dezelfde emoties en gevoelens uit hun mond. Ze probeerden bijna iedere keer zich in dezelfde woorden uit te drukken. Het meer schitterde door hun aanwezigheid, hun woorden en gevoelens. Ze hadden het gevoel te zijn, allemaal, en waren samen. Ze waren niet in het meer, ze gingen op in God, alsof God het meer was. God in vloeibare vorm. En op dit moment stonden ze allemaal in het midden van Gods Essentie. Hij omhelsde hen gewillig en op zo’n zachte en verrukkelijke wijze, dat zij ontwaakten, hoewel ze allen al klaarwakker waren. Hij zuiverde hen, ondanks dat zij allen al zuiver waren. Hij liet hen drinken van Hem!
Chaniël bracht een handvol van Zijn water naar haar lippen.
"Ik drink van U. Oh, Vader!"
Ze had geen dorst en de woorden waren gewoon een uitdrukking.
"Stil mijn dorst naar U. Oh Vader, met Uw Essentie!"
In deze laatste woorden zat een diep gevoel van Waarheid. Ze hunkerde er naar God binnenin zich te voelen, de Goddelijke God Essentie. Hij was elke druppel. Het water verspreidde zich in haar innerlijk, in het ´vlees en bloed´ van een aartsengel. Hij stroomde door haar heen en beukte door haar hart. Gedurende een minuut, een Heilige Minuut, was haar hartslag één met die van Hem. In een innige ontmoeting om daarna in haar weer weg te stromen als een rivier en via haar huid weer naar buiten om opnieuw druppels van de zee te worden. Het geheel was als een stroom, een circulatie, een beweging in de Heilige Goddelijke Plekken en Zalen van het Bestaan. Een beweging ook in Hem. Genoeg om mee te kunnen creëren, kleine veranderingen mogelijk te maken en nieuwe mogelijkheden te openen. Ze wist dat er velen dingen werden geboren op het moment dat zij allen daar hun zeldzame Heilige Bad in het meer namen. Het geschiede. Er werden vele dingen gecreëerd via de wonderen, door wat de aartsengelen hier op deze dag deden. Vele nieuwe zielen stonden op in het Universum door dit alles. Dit proces, beweging creëren in Goddelijkheid, hielp zielen tot leven te wekken. Dit gebeurde ver weg van hier en slechts daar waar de Schepping en God het nieuwe toestond te zijn. God schiep de aartsengelen als instrumenten voor zijn Kracht om met hen samen te vloeien. En nu bespeelde Hij zijn instrumenten en liet hen samen met Hem bouwen. Hij had hun hulp nodig en gewillig gaven ze Hem hun hulp.
Nu waren de rollen omgedraaid en was het niet zij die daar ademloos en vol verbazing zat te kijken en totaal betoverd raakte door het ‘glinsterende water’ van het meer. Nee, zij was het niet die steeds weer naar woorden zocht, zonder succes. Het was een ander jong meisje. Het aardse meisje dat daar op het strand zat, was voor Chaniël een onbekend figuurtje, maar haar leraar kende ze heel goed. Bekend en erkend en de toestemming bezittende om daar aanwezig te zijn met haar jonge beschermeling en leerling. Ze was vriendelijk, zacht en mooi voor haar jonge leerling, die ze beschermde met een vleugel van zuiver vertrouwen.
Vol verwondering en verrukking en met grote ronde ogen en een wijd open mond keek het kleine meisje gebiologeerd naar de grote aartsengelen in het Engelenmeer. Ze zat daar als in een trance met bijna gesloten ogen te staren naar het meer met daarin de grote aartsengelen. Werkelijk niets kon haar er toe zetten een andere kant op te kijken. Ze probeerde het hele meer in haar blikveld en hart te vangen. Vertwijfeld zocht ze naar woorden en probeerde met haar lippen woorden te vormen, maar alleen haar hart leek die dag te kunnen spreken. Alleen haar hart kon de weinige woorden vinden, die in staat waren deze goddelijke ervaring te beschrijven.
Terwijl aartsengel Chaniël en de andere aartsengelen intens werden gadegeslagen, deed iets zich in haar ontwaken. Die dag herinnerde het Channie-zelf van de Engel Chaniël zich haar tijd op het strand bij het meer. Ze probeerde in haar aartsengelengedaante zich het moment te herinneren en de woorden te vinden om te beschrijven hoe het voor haar had gevoeld daar zo bij het meer te staan. Het was bijna of ze probeerde de cirkel compleet te maken; vanaf het moment dat ze zelf een heel jonge toeschouwer was geweest tot nu, waarin ze een volledig gevederde en zeer bewuste aartsengel was. Ze was immers een aartsengel in vol ornaat met haar volledige potentieel en kracht. Of in elk geval bijna, want hiervoor was het meer bedoeld: om de vervolmaking te bereiken, de goddelijke perfectie. Een Kracht binnenin het Licht. Om dat aan te raken, wat al goddelijk was aangeraakt en aangeraakt te worden door het ongerepte Licht. Om met een in het zuiverste goud schitterende aura de vervolmaking te proberen bereiken om in een nog hogere frequentie te schitteren en stralen. Om dat op te lichten, dat door God al werd verlicht met het zuiverste Goddelijke Licht.
Aartsengel Chaniël, gekleed in een gewaad van goddelijke veren, voelde de warmte rondom zich. Het ‘water’ omsloot haar nu wat krachtiger. Het zocht ook zijn weg tussen haar veren en zelfs dieper dan dat. En terwijl ze haar naakte lichaam langzaam al dieper en dieper in het water liet glijden, kwamen de woorden en werd ze door emoties overspoeld. Betoverende woorden van schoonheid.
Haar ziel liet haar spirit ontwaken, haar eigen Vonk van God. De Vonk, de Vlam van Vuur in haar innerlijk opende zich vrijwel vanzelf. De gloed in haar innerlijk leek een geheel nieuwe betekenis te krijgen. Een diepe, meer overweldigende emotie was nu voelbaar, in de steeds krachtiger groeiende Vlam. De heldere Vlam weerspiegelde zich in het water van het meer, direct vanuit haar lichaam. Ze was licht, binnenin het licht. En binnenin dat licht bevond zich haar verbinding met God en de Beyond. Gevoelsmatig was dit alles vergelijkbaar met het voor de eerste keer tot leven wekken van een ziel. Dit flitste door haar heen als vage woorden, ongrijpbaar, maar toch enigszins verbeeldend. Net als de eerste aarzelende seconden en het eerste flikkeren en flakkeren van de Goddelijke Vonk die tot leven probeert te komen. Een vonk die diens plek en doel in het Al nog niet heeft gevonden. Lang voordat het individu, persoonlijkheid en existentie bestonden, of de ervaring van gewoon te zijn. In dat korte moment dat je slechts bent, zonder te weten van wat of wanneer en hoe. Wanneer je nog één bent met God, een deel bent van God, samen Een. En Hij volledig gefocust is op wie men is, als wezen en in essentie. En alleen deze, Zijn nieuwe Vonk, die Hij zojuist heeft gecreëerd, is er op dat moment. En jij bent die Vonk. Dat moment wordt opgeslagen en is als een Heilige Seconde of zelfs Minuut. Het is er, in het innerlijke geheugen, en leeft daar voort voor de rest van je bestaan, voor eeuwig en eeuwig en altijd. Om aangeraakt te worden, maar nog niet ontwaakt, niet echt nog, daar dit pas veel en veel later gebeurt. Je Bent slechts … Op dat moment ben je slechts een vibratie. Als een pulserende flikkering van een Vonk in Zijn hand. Een kleine flakkerende Vlam in het lege Grote Niets, zonder lichaam of gedachten. Zonder het bewustzijn of begrip dat er iets buiten Gods hand kan bestaan. En je denkt dat dit alles is en dat je voor altijd in die hand zult blijven … En je wilt ook niets meer …En later, wanneer je die hand moet verlaten – om te leven, ervaringen op te doen en je te ontwikkelen – komt er een moment dat je begint te begrijpen wat je bent kwijtgeraakt. Dan wil je terugkeren, terugkomen.
Maar tot dan, wanneer je wordt gekoesterd en ondersteund door Gods hand, wil je daar voor eeuwig blijven, bestaan in Gods bescherming en zorg. Gods aanwezigheid is overal en aangeraakt worden vormt de hele ervaring. Het enige wat betekenis voor je heeft en waarin je gelooft. Je hebt niet eens geleerd hoe te wensen, dromen of bidden, want wie heeft dat nodig als alles er al is en alles zo volmaakt hemels en perfect is. Je ligt daar, als een zandkorrel of zaadje in Gods hand. En wat je later zult worden, als je opgroeit, is nog onduidelijk, onbekend ook en ver weg. Je ligt daar maar, behaaglijk gloeiend in Gods hand.
"Hij is mijn leven. Zijn Levensvonk is van mij", kwam het zacht over Chaniël’s lippen.
Het was gewoon een deel van iets, wat ze op dit moment wilde zeggen, daar in het meer. Ze stond langzaam op uit het water en gleed er toen opnieuw weer in. Elke veer in haar verenkleed sprankelde van nieuw licht en leven. De vleugels droegen het leven zelf en elke vezel van haar reageerde op elke druppel van het meer. Ze kon het voelen, het samenzijn. Het was haar verbinding vanaf het ultieme begin van alle leven, haar wijsheid en de band met God dat dit ‘water’ creëerde en het liet glinsteren.
Ze zei: "Gecreëerd door Hem. Rustend in Zijn Heerlijkheid."
Chaniël’s stem vermengde zich met die van de andere aartsengelen. Velen spraken dezelfde woorden als zij, keer op keer, bij dit meer. Iedere keer als ze hier kwamen, ontsprongen bijna dezelfde emoties en gevoelens uit hun mond. Ze probeerden bijna iedere keer zich in dezelfde woorden uit te drukken. Het meer schitterde door hun aanwezigheid, hun woorden en gevoelens. Ze hadden het gevoel te zijn, allemaal, en waren samen. Ze waren niet in het meer, ze gingen op in God, alsof God het meer was. God in vloeibare vorm. En op dit moment stonden ze allemaal in het midden van Gods Essentie. Hij omhelsde hen gewillig en op zo’n zachte en verrukkelijke wijze, dat zij ontwaakten, hoewel ze allen al klaarwakker waren. Hij zuiverde hen, ondanks dat zij allen al zuiver waren. Hij liet hen drinken van Hem!
Chaniël bracht een handvol van Zijn water naar haar lippen.
"Ik drink van U. Oh, Vader!"
Ze had geen dorst en de woorden waren gewoon een uitdrukking.
"Stil mijn dorst naar U. Oh Vader, met Uw Essentie!"
In deze laatste woorden zat een diep gevoel van Waarheid. Ze hunkerde er naar God binnenin zich te voelen, de Goddelijke God Essentie. Hij was elke druppel. Het water verspreidde zich in haar innerlijk, in het ´vlees en bloed´ van een aartsengel. Hij stroomde door haar heen en beukte door haar hart. Gedurende een minuut, een Heilige Minuut, was haar hartslag één met die van Hem. In een innige ontmoeting om daarna in haar weer weg te stromen als een rivier en via haar huid weer naar buiten om opnieuw druppels van de zee te worden. Het geheel was als een stroom, een circulatie, een beweging in de Heilige Goddelijke Plekken en Zalen van het Bestaan. Een beweging ook in Hem. Genoeg om mee te kunnen creëren, kleine veranderingen mogelijk te maken en nieuwe mogelijkheden te openen. Ze wist dat er velen dingen werden geboren op het moment dat zij allen daar hun zeldzame Heilige Bad in het meer namen. Het geschiede. Er werden vele dingen gecreëerd via de wonderen, door wat de aartsengelen hier op deze dag deden. Vele nieuwe zielen stonden op in het Universum door dit alles. Dit proces, beweging creëren in Goddelijkheid, hielp zielen tot leven te wekken. Dit gebeurde ver weg van hier en slechts daar waar de Schepping en God het nieuwe toestond te zijn. God schiep de aartsengelen als instrumenten voor zijn Kracht om met hen samen te vloeien. En nu bespeelde Hij zijn instrumenten en liet hen samen met Hem bouwen. Hij had hun hulp nodig en gewillig gaven ze Hem hun hulp.
Wat is het dat dit meer al vanaf het begin zo speciaal maakt? Wel, vanaf hier viel De Eerste Druppel vanuit de Beyond. Nadat de Zee van Creatie en Mogelijkheden deze had gevormd, viel De Eerste druppel via de Rivier van Stralen verder. Deze viel door een schepping die nog leeg was en nog niet bestond, zelfs niet als gedachte. Het Universum bestond nog niet en zelfs niet Het Niets werd begrepen of gezien. Toch raakte De Eerste Druppel deze plek aan. Het Niets accepteerde de vallende Eerste Druppel, opende zich er voor en voor diens wijze van vallen en baande er een weg voor, toen deze zich op zijn weg opsplitste. De Eerste Druppel viel met een innerlijke wens en verlangen en de ambitie weer terug te keren naar daar waar hij vandaan kwam, zijn oorsprong, het zuivere Licht en zijn Moeder van Licht. Daar waar de Druppel viel, liet deze diepe sporen en afdrukken na in Het Niets. Sporen en afdrukken die later heel speciale en Heilige Plekken werden, in een schepping die de Blauwe Creatie werd genoemd.
Daar waar de Eerste Druppel in Het Niets viel, vinden we de plek waar God en goddelijkheid zijn thuis heeft, de Kern van de Gecreëerde Originele Kracht. In het midden van wat velen de Centrale Zon noemen. Vervolgens raakte De Eerste Druppel dat aan, wat later de planeet Gordiva zou worden. En het derde wat werd aangeraakt was het meer, dat toen natuurlijk nog niet bestond maar in de toekomst zou ontstaan en heel speciaal zou worden. De Eerste Druppel vervolgde zijn weg verder naar een aantal andere plekken die eveneens nog niet bestonden, maar later ook heilig zouden worden. De Eerste Druppel viel door Het Niets en raakte, vele, vele andere plekken aan, voordat het Iets zou worden. De Druppel zwierf rond in een speciale beweging, bijna zoekende in Het Niets naar waar het Iets uit Niets zou kunnen creëren. Het werd als een beweging, een beweging van energie en kracht, zelfs nog voordat krachten bestonden in wat wij nu De Blauwe Creatie noemen. De Druppel viel een zeer lange tijd en daarna stopte deze en rustte een beetje. Hij ruste daar wat wij later in de Blauwe Creatie Aragone zouden noemen. En omdat deze daar ruste, is de aanwezigheid van De Eerste Druppel daar krachtiger voelbaar. Uiteindelijk viel De Eerste Druppel aan de andere kant door Het Niets en kwam weer thuis, op de plek waarvandaan hij was gevallen: vanuit de Kern van de Ware Originele Kracht, waar de vrouwelijke goddelijke kracht en de Godin, Moeder God rust. Aan de andere kant verenigde De Eerste Druppel zich met het Licht achter het Licht, de Originele Zon in de Beyond. Het is hiervandaan dat alle vier druppels uiteindelijk zullen vallen. Dit zal de kracht voeden tot de voltooiing van alles en iedereen door De Vijfde Druppel, De Zesde Druppel en ten slotte De Zevende Druppel.
Aan de reis van De Eerste Druppel kwam een eind, maar de gedachten van Chaniël bleven stromen en gingen zelfs verder terug, naar dingen die de andere aartsengelen niet konden horen of begrijpen. Zelfs de God Essentie aan haar voeten begreep haar niet. En ook de Twaalf Gouden Ridders van Aragone zouden niet begrijpen wat ze wist. Er bestonden dingen achter alles. Daarachter, dingen die alleen zij wist … of …?
Aartsengel Chaniël zweeg, hoewel de andere aartsengelen nu samen sereen zongen. Er was iets, daar in het ‘water’. Iets dat was achtergebleven toen De Eerste Druppel hier was geweest en Het Niets had aangeraakt. Dat iets wist iets, dat zij ook wist. Het was of het ‘water’ en zij samen een geheim deelden. Een geheim van Daarachter en nog van Voor Alles. En het was daarom dat ze altijd naar plekken als deze zocht. Plekken die De Eerste Druppel had aangeraakt in Het Niets, nog vóór de Schepping en nog voordat het Universum werd geschapen en alles ontstond. Ze wilde zich ‘thuis’ voelen, zo ver weg.
Daar waar de Eerste Druppel in Het Niets viel, vinden we de plek waar God en goddelijkheid zijn thuis heeft, de Kern van de Gecreëerde Originele Kracht. In het midden van wat velen de Centrale Zon noemen. Vervolgens raakte De Eerste Druppel dat aan, wat later de planeet Gordiva zou worden. En het derde wat werd aangeraakt was het meer, dat toen natuurlijk nog niet bestond maar in de toekomst zou ontstaan en heel speciaal zou worden. De Eerste Druppel vervolgde zijn weg verder naar een aantal andere plekken die eveneens nog niet bestonden, maar later ook heilig zouden worden. De Eerste Druppel viel door Het Niets en raakte, vele, vele andere plekken aan, voordat het Iets zou worden. De Druppel zwierf rond in een speciale beweging, bijna zoekende in Het Niets naar waar het Iets uit Niets zou kunnen creëren. Het werd als een beweging, een beweging van energie en kracht, zelfs nog voordat krachten bestonden in wat wij nu De Blauwe Creatie noemen. De Druppel viel een zeer lange tijd en daarna stopte deze en rustte een beetje. Hij ruste daar wat wij later in de Blauwe Creatie Aragone zouden noemen. En omdat deze daar ruste, is de aanwezigheid van De Eerste Druppel daar krachtiger voelbaar. Uiteindelijk viel De Eerste Druppel aan de andere kant door Het Niets en kwam weer thuis, op de plek waarvandaan hij was gevallen: vanuit de Kern van de Ware Originele Kracht, waar de vrouwelijke goddelijke kracht en de Godin, Moeder God rust. Aan de andere kant verenigde De Eerste Druppel zich met het Licht achter het Licht, de Originele Zon in de Beyond. Het is hiervandaan dat alle vier druppels uiteindelijk zullen vallen. Dit zal de kracht voeden tot de voltooiing van alles en iedereen door De Vijfde Druppel, De Zesde Druppel en ten slotte De Zevende Druppel.
Aan de reis van De Eerste Druppel kwam een eind, maar de gedachten van Chaniël bleven stromen en gingen zelfs verder terug, naar dingen die de andere aartsengelen niet konden horen of begrijpen. Zelfs de God Essentie aan haar voeten begreep haar niet. En ook de Twaalf Gouden Ridders van Aragone zouden niet begrijpen wat ze wist. Er bestonden dingen achter alles. Daarachter, dingen die alleen zij wist … of …?
Aartsengel Chaniël zweeg, hoewel de andere aartsengelen nu samen sereen zongen. Er was iets, daar in het ‘water’. Iets dat was achtergebleven toen De Eerste Druppel hier was geweest en Het Niets had aangeraakt. Dat iets wist iets, dat zij ook wist. Het was of het ‘water’ en zij samen een geheim deelden. Een geheim van Daarachter en nog van Voor Alles. En het was daarom dat ze altijd naar plekken als deze zocht. Plekken die De Eerste Druppel had aangeraakt in Het Niets, nog vóór de Schepping en nog voordat het Universum werd geschapen en alles ontstond. Ze wilde zich ‘thuis’ voelen, zo ver weg.